top of page
te mooi om te laten verstoffen.png

Te mooi om te laten verstoffen

Het Parool | 20 juni 2019

Ontwerpen van designstudenten blijven vaak op de plank liggen. Zonde, vinden Max Hochstenbach (24) en Guido Lok (22) en daarom richtten ze het platform StudentDesign op.

Het begon allemaal met een kopje. Niet zomaar een kopje. Zeeziek, zoals het minimalistisch vormgegeven kopje van licht keramiek heet, deint licht heen en weer, op zoek naar evenwicht. Wanneer je het vult met een vloeistof, blijft het keurig rechtop staan. Max Hochstenbach en Guido Lok ontwierpen het tijdens hun tweede jaar industriële vormgeving aan de Hogeschool van Amsterdam in opdracht van het Scheepvaartmuseum.

Het museum was zo gecharmeerd van het ontwerp dat het de studenten vroeg Zeeziek te produceren zodat het verkocht kon worden in de museumwinkel. Een grote eer. Hochstenbach: “Dat wilden we maar wat graag. Maar waar begin je? Hoe breng je zo’n kopje betaalbaar in productie? Waar haal je startkapitaal vandaan? We waren pas 19 en 21 jaar oud en hadden geen idee.”

Het kopje kwam er niet, maar het had Lok en Hochstenbach wel aan het denken gezet. Veel studenten industrieel ontwerp komen tijdens hun studie namelijk met briljante ontwerpen op de proppen, maar die goede ideeën en prototypes verdwijnen vaak onder een dikke laag stof als ze afgestudeerd zijn. Zonde, vinden de twee. “Uit elke klas rollen zo’n dertig verschillende projecten. Een hoop kun je vergeten, maar er zitten er altijd wel drie of vier tussen die bestaansrecht hebben,” zegt Lok. “Dat bracht ons op een idee.”

Dat werd StudentDesign. Een platform waar in eerste ­instantie de ontwerpen van hun klasgenoten een plekje kregen, op Instagram en op hun website, een verzamelbak van alles wat mooi is. Keurig minimalistisch vormgegeven, zonder te veel poespas. Al snel volgden talloze verzoeken van studenten van andere designscholen in ­Nederland, maar ook daarbuiten. Van Frankrijk, Rusland tot aan Finland en Japan: studenten van over de hele wereld wisten Hochstenbach en Lok te vinden. In amper drie jaar is StudentDesign uitgegroeid tot een designplatform van formaat met ruim 150.000 volgers op Instagram en een goedlopende website vol werk van aanstormend talent.

Ballotagecommissie

Het doel van StudentDesign is tweeledig: aan de ene kant wil het duo studentontwerpers een duwtje in de rug geven en medestudenten inspireren. Aan de andere kant gaat StudentDesign steeds vaker in gesprek met grote partijen om te kijken of er fysieke samenwerkingen uit kunnen rollen.

StudentDesign krijgt gemiddeld per dag zo’n vijftien productontwerpen toegestuurd en dus is de ballotagecommissie een stuk strenger geworden in vergelijking met de begindagen. “We plaatsen niet iedereen zomaar door,” zegt Hochstenbach. “Een ontwerp moet een goed verhaal hebben. Bijzonder zijn, inspirerend, het liefst duurzaam en onderscheidend. We wijzen best veel ontwerpen af en zeggen eerder nee dan ja. Als we een student afwijzen ­omdat het niet bij ons platform past, zeggen we dat hij of zij het met een ander ontwerp nog een keer mag proberen. Maar ook dan blijven we kritisch. We hebben studenten gehad van wie we verschillende ontwerpen hebben afgekeurd.”

Het succes bracht ze in 2017 en 2019 naar de Milaan ­Design Week, een van de belangrijkste internationale ­designbeurzen. De eerste keer wisten ze door middel van crowdfunding in Milaan een studentenkamer na te bootsen, die ze ter plekke sneeuwwit spoten. De zes items in de woonkamer die níet wit waren, waren afkomstig van ­designstudenten; zoals het rotankrukje van een student uit Indonesië en een karaf van een student uit Mexico.

De zoveelste stoel

Dit jaar waren ze er met twee ontwerpen: een ligbed van twee studenten uit Oslo en een patatzak gemaakt van aardappelschillen van Italiaanse studenten. Voor het tweede project zochten Hochstenbach en Lok contact met Aviko, die het heel interessant vond en 500 kilo afgekeurde aardappels naar Milaan stuurde. Hochstenbach: “Als bezoeker van zo’n designbeurs ben je toch snel verzadigd na het zien van de zoveelste stoel. Dus bouwden wij een stand met stapels aardappelen en de frietzak pontificaal in het midden op een zuil, vol in de spotlights.”

Opvallen, dat deden ze. Maar het uiteindelijke vermarkten van een studentontwerp blijft een heikel punt. De twee zijn nu zover dat ze een flinke community hebben ­gebouwd en ‘hun’ ontwerpers kunnen koppelen aan interessante bedrijven. Maar de ontwerper moet de uiteindelijke klap geven op het productieproces. Bij de duurzame frietzak is dat vooralsnog niet gelukt.

Dat betekent niet dat er geen studentdesign echt ­wordt gemaakt. Hochstenbach en Lok zijn van plan de eerste ontwerpen uit te rollen onder de noemer Pupil, de productcollectie van StudentDesign. Op dit moment hebben ze goedkeuring van de studenten om met de twee ontwerpen aan de slag te gaan: een stoel van gebruikte autobanden en een kast met marmerlook van recycled plastic. “Het idee van de stoel van autobanden lag al twee jaar te verstoffen terwijl het zo veel ­potentie heeft,” zegt Hochstenbach.

Lok: “Wij hebben van de ontwerpers de vrijheid gekregen een paar kleine aanpassingen te doen zodat het productieklaar is. Zo zijn wij van mening dat het nóg beter zou verkopen als je de stoel kunt customizen, met een andere hoes bijvoorbeeld. De ontwerpers van de plastic kast hebben we gevraagd hem in twee hoogtes uit te brengen.”

Bijbaantjes

StudentDesign is nog niet rendabel. De twee hebben bijbaantjes om rond te komen; Lok werkt in het weekend in een strandtent en geeft soms dansles, Hochstenbach past een paar avonden in de week op kinderen. Ze zijn druk op zoek naar investeerders en partijen om mee samen te werken

De volgende stap? Produceren. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, natuurlijk. Maar Hochstenbach en Lok weten inmiddels welke wegen ze moeten bewandelen om iets gedaan te krijgen. De eerste Pupilcollectie hopen ze begin volgend jaar te lanceren. Hochstenbach: “Uiteindelijk droom je er als ontwerper van dat je product in de winkel ligt. Onze droom is het de beste studentenprojecten uit te brengen in onze eigen collectie en deze te exposeren en te verkopen in een fysieke winkel.”

bottom of page